Tot op zekere hoogte kan men iemand de kunst van de componeren van damproblemen bijbrengen. Dat wil zeggen, niet zo'n grote hoogte. Om een eersteklas orgineel probleem te maken is een adequate techniek nodig, kennis over wat al eerder bereikt is, creativiteit en... geluk. Techniek is een kwestie van oefening. Er moet volhardend gestreefd worden om het maximale effect uit elke steen te halen. Alle alternatieve zettingen, hoe fantastisch ze ook mogen lijken, moeten onderzocht worden totdat je tegen onoplosbare moeilijkheden oploopt. En je moet je eigen werk net zo hard bekritiseren als was het van een vreemde. De meerderheid van problemen die in druk verschijnen, afgezien van herpublicaties van prijswinnende problemen of beroemde oude meesterwerken, voldoen niet aan deze standaard. Ze geven voldoende plezier voor een dag, maar ze zullen niet in het geheugen van liefhebber gegrift staan. Tegenover de goede punten van zo'n probleem staan, in de ogen van de expert, minpunten als oneconomie, slagverlenging, figuranten of een lelijke zetting; of, als een onervaren componist op een heel gave zetting is gestoten, dan heeft hij in de meeste gevallen een stelling van een oude meester gereproduceerd. De would-be problemist hoort te beschikken over een kleine bibliotheek en een abonnement op De Problemist, en hij moet de prijswinnende problemen van recente toernooien in de gaten houden. Op die manier blijf je bij de tijd, want zelfs de meest verwoede kluizenaar moet bekend zijn met de huidige leerstellingen. De derde benodigdheid die ik noemde, creativiteit, is het meest zeldzaam. Zonder nieuwe ideëen komt de beste technicus niet verder dan het gebaande pad, hoewel hij dat misschien verbreedt met een damoffertje hier of een dwangzetje daar. Slechts weinig componisten beschikken over zowel voldoende inventiviteit als strenge zelfkritiek en artistieke zelfbeheersing.
Meestal gaat inventiviteit vergezeld van een zekere slordigheid in de afwerking, of een grote productie van triviale problemen. Zulke generaliseringen zijn echter van toepassing op alle kunstvormen.
(Als u vindt dat de stijl van bovenstaand artikel nogal afwijkt van de rest van deze pagina's, dan heeft u gelijk. Dit is een omgeschreven vertaling van bladzijde 167 en 168 van "Mate in two moves" van Brian Harley in een Dover-editie (over schaakproblemen). Voor het eerst verschenen in 1931!)